is inheemse benaming voor de cocosnoot en cocospalm, welke op Java reeds vóór 1400 in gebruik was; in het Ned. verbasterd tot klapper. Door de bevolking worden verschillende var. onderscheiden.
K. gading en K.poejoek zijn dwergklappers, de eerste met ivoorkleurige, de laatste met groene vruchten. K. idjo en k.merah zijn de gewone (hoge) klapper, resp. met groene en roodbruine vruchten. K. bali is een var. met zeer grote vruchten. K.kenari, k.kopjor of poean en k. lilin zijn cocosnoten mei abnormaal kiemwit, dat als lekkernij wordt gebruikt. De k.goendoel of aarklapper is een erfelijke var., waarbij de zijtakken der bloeiwijze niet tot ontwikkeling komen.