Verschillende organisaties van kaasfabrikanten hebben voor de daarbij aangesloten fabrieken geregelde keuringen van kaas ingesteld. In het gebied, waar nog boerenkaas gemaakt wordt, worden onder leiding van de Rijkszuivelconsulenten eveneens dgl. keuringen gehouden.
Het is voor de producenten van veel belang, geregeld op de hoogte te worden gehouden van het oordeel van onpartijdige deskundigen over de kwaliteit van de door hen bereide waar. De keurmeester let in de eerste plaats op de vorm en het uiterlijk der kaas en gaat na of de korst geen gebreken vertoont. Hij slaat met de hand op de kaas of tikt er met de knokkels op om aan het geluid, dat hij daarbij hoort, te beoordelen of er meer of minder openingen in de kaas voorkomen. Vervolgens steekt hij met de kaasboor een monster. Aan het boorsel beoordeelt hij door het te buigen en er in te knijpen de bouw van het zuivel. (Is het taai, smedig, bros. kort of brokkelig?) Hij let op de kleur, vorm, grootte en aantal van de openingen. Ten slotte wordt de kaas doorgesneden om na te gaan of het oordeel, dat men zich reeds over de kaas gemaakt had, wordt bevestigd.