Plantengesl. der Gramineae met 16 soorten aargrassen, gekenmerkt doordat op elke tand der bloeispil meer dan 1 aartje ingeplant is en waarvan de kroonkafjes m.o.m. lang genaald zijn, terwijl de kelkkafjes geheel of grotendeels tot naalden zijn vervormd. Tot dit gesl. behoort het zeer belangrijke graangewas gerst.
Gerst wordt door sommigen als slechts één soort, H. sativum, gerekend. Meestal verdeelt men het in meer soorten op grondslag van het aantal rijen van zaaddragende pakjes langs de aar en het al of niet in cultuur zijn.Hl.vulgare wordt nog wel weer onderscheiden in de ondersoorten hexastichum, zesrijige gerst, met 6 even sterk ontwikkelde rijen van pakjes langs de aar, en Ulraslichum, vierrijige gerst, met eveneens 6 rijen vol-ontwikkelde pakjes, die echter zo geplaatst zijn, dat de aar vierkant op doorsnede is. Als graslandplant is bekend H.secalimim SCHREB., gerstgras of veldgerst, een weinig productief gras van kalkrijke (ook zilte) kleigronden met matige tot slechte kalitoestand. De soort wordt vaak verward met H.murinum L., kruipertje of muizengerst, waarvan de aren groen en aanmerkelijk langer zijn en die aangetroffen wordt op ruige plaatsen en wegranden. H.secalimim heeft kortere, iets groenbruine aren.
