Geschiedenis en nut.
H., Cannabis sativa L., behoort tot de oudste gewassen, waarvan de geschiedenis melding maakt. Az. wordt als de bakermat van de h. beschouwd. Een uitgebreide teelt komt voor in Rush, Italië, Yoegosl. en Hong. Op kleine schaal wordt h. verbouwd in Frankr., Duitsl. en Zweden. Ook in Ned. werd vroeger h. verbouwd. In 1864 was de oppervlakte nog 1737 ha, in 1890 al gedaald tot 247 ha en bedroeg in 1914 nog slechts 60 ha.
In sommige streken hebben de boeren nog lang kleine perceeltjes h. verbouwd voor de vervaardiging van touw voor eigen gebruik. De teelt ging echter langzaam achteruit. Na een kleine opleving in 1918 was de hennepcultuur in Ned. gedurende een 20-tal jaren geheel verdwenen. In de periode 1937-1939 werd er weer wat h. verbouwd in W. N.Brab. en in de Lopiker- en Krimpenerwaard. Gedurende de 2e wereldoorlog werd de teelt uitgebreid tot iets meer dan 100 ha. Deze h. was toen geconcentreerd in W. N.Brab. met als centrum Klundert en in O. N. Brab. met als centrum Helmond. Na de oorlog is de teelt weer geheel verdwenen.
H. wordt verbouwd voor de winning van de vezel. Het is een bastvezel, die in de stengels van de plant voorkomt. De vezel is grover en sterker dan die van vlas en heeft de uitmuntende eigenschap vrijwel niet door water te worden aangetast. De hennepvezel wordt dan ook speciaal gebruikt voor de vervaardiging van touw voor de scheepvaart en verder voor weefsels, die veel aan vocht en weersinvloeden zijn blootgesteld en die zeer sterk moeten zijn, b.v. canvas, dekkleden en brandslangen.
H. is een éénjarige, kruidachtige plant, die behoort tot de fam. Cannabaceae, waartoe o.a. ook de hop wordt gerekend.
De lengte van de stengels varieert van 1,50 m tot 4 m. H. is een ‘tweehuizig gewas’; de ♂ planten heten gellingen of gaailingen, de ♀ planten zaailingen. Door het wachten met de oogst op het rijp worden der zaailingen gaat een gedeelte der gellingen verloren.
De steel- en schutblaadjes van de bloemgroepen der zaailingen zijn dicht bezet met balsemhoudende kliertjes, die een sterk bedwelmende geur afscheiden. Het zaad, dat veel olie bevat, is goed vogelvoer.
Teelt.
Grondsoort en grondbewerking.
H. is een snelgroeiend gewas. Het vraagt vruchtbare, losse en vochthoudende gronden. H. is zeer dankbaar voor een diepe bewerking van de grond.
Bemesting.
De grond is niet spoedig te vruchtbaar voor h. Een ruime bemesting is dan ook noodzakelijk. I.h.a. is 600 kg slakkenmeel, 400 kg kalizout 40% en 4 à 500 kg kalkammonsalpeter een bemesting, die voldoet. Kali en fosforzuur worden vroeg in het voorjaar gegeven: de stikstof kort vóór of tijdens het zaaien.
Zaaien.
H. wordt gezaaid van half Apr. tot half Mei op een rijafstand van 18 à 20 cm en 80 à 100 kg per ha. Het is van belang het zaad niet alleen droog te ontsmetten, maar ook te teren en te meniën tegen vogelschade.
Onkruidbestrijding.
Als h. goed opkomt, vraagt het weinig zorg meer. Op zeer veronkruide percelen is licht eggen, kort na de opkomst, gewenst. Het dichte gewas verstikt verder zelf alle onkruid.
Oogst.
H. wordt geoogst als de bladeren van de zaailingen geel worden. De gellingen zijn dan reeds geheel rijp. De oogst valt in Sept. H. kan gesneden worden met een maaimachine met aflegapparaat. De lange stengels worden in dunne bossen met 2 banden gebonden. Men plaatst 8 van deze bossen aan een hok. De opbrengst varieert van 6000 tot 10.000 kg stro per ha.
Ziekten en beschadigingen.
I.h.a. heeft h. weinig van ziekten en beschadigingen te lijden. Van grote econ. betekenis zijn deze althans niet. Bremraap en warkruid kunnen schade aanrichten. Bij de oogst zijn de vogels te duchten.
Rassen, veredeling.
De meeste henneprassen zijn landrassen.
De Russische h. is vrij kort, ca 11 m. Hij ontwikkelt zich in het begin snel, levert veel zaad en een bevredigende hoeveelheid stengels.
De Italiaanse h. wordt 3 m of meer hoog, heelt een dikke stengel en groeit tamelijk langzaam, vooral in het voorjaar. De stengel opbrengst is hoog, maar hij levert weinig zaad, omdat hij in Ned. te laat rijp wordt, evenals de Servische, die ook ongeveer 3 m lang wordt.
Van de vroegrijpe Franse en Duitse rassen zijn de ha-opbrengsten slechts middelmatig.
De Hongaarse h. voldoet hier te lande goed, wegens de massale groei en de hoge ha-opbrengsten. Hij is echter later rijp dan de Duitse h. Door enkele kwekers wordt thans getracht een éénhuizige h. te kweken, met de bedoeling de moeilijkheden met het verschil in rijpheid tussen de gellingen en de zaailingen te voorkomen.
BREDEMANN heeft zich vooral toegelegd op het kweken van h. met een zeer hoog vezelgehalte.
Verwerking.
Ten einde de vezel uit de stengels vrij te maken worden de bundels hennepstengels in rootvijvers of rootbakken in water geroot. Na het roten worden de stengels gedroogd, hetgeen in een moderne hennepfabriek kunstmatig geschiedt. In Italië wordt natuurdroging toegepast.
De gedroogde, gerote hennep wordt gebraakt en gezwingeld, waarbij lange vezels (henneplint) en korte vezels (hennepwerk of henneplokken) overblijven. Het henneplint en het hennepwerk gaan naar de spinnerij, waar het henneplint op de hekelmachines gehekeld wordt. Hierbij ontstaat ongeveer 50 % lange vezel en 50 % hekelwerk (fijne, korte vezels).
Uit het zaad, dat 30-35 % vet bevat, kan hennepolie gewonnen worden. Bij de oliewinning blijven de hennepkoeken achter, die voor veevoer dienen. De bladeren der ♀ bloemgroepen scheiden een harsachtige balsem af (z. Haschisch).
Ook in België was h. eertijds een belangrijk gewas met b.v. in 1865 nog 2.917 ha. In 1929 besloeg de oppervlakte nog slechts 31 ha, waarvan 16 ha in O. Vlaanderen.
J. I. G. BUTTLER.