is een ( bloem-) wantsengesl., fam. Miridae (= Capsidae), met een aantal soorten verspreid over de tropengordel van de Oude Wereld.
Het zijn kleine, ongeveer 6 mm lange, tere en tengere insecten, gekenmerkt door het bezit van een speldvormig uitsteeksel op de achterkant van het borststuk. In Indon. worden 2 soorten, nl. H. antonii SIGN. en H. theivora MANK, uiterst schadelijk voor de cultures van thee, kina en cacao. De eieren, voorzien van 2 uitsteeksels, worden in het plantenweefsel afgezet. De larven, Soend. mikoeng, en de volwassen insecten, Soend. indoeng geheten, steken en zuigen op de bladschijf, in de bladnerven. in de steel alsmede in knoppen en scheuten van thee en kina; bij cacao wordt de bladschijf gespaard, maar heeft de aantasting plaats op de nerven, de bladstelen, scheuten en knoppen en verder op de vruchten. Hierdoor ontstaan zwarte vlekken, die in de bladschijf spoedig opdrogen en bruin verkleuren.
Gelijktijdig reageert het plantenweefeel door groeistoringen en ten slotte sterft het met necrose-verschijnselen af. De schade, die dit insect teweegbrengt, kan zeer belangrijk zijn. De bestrijding vond vroeger plaats door geregeld en stelselmatig de insecten te verzamelen. In de cacao werden zij op de kolven ook verschroeid m.b.v. flambouwen. Verder heeft men in de cacao de bestrijding met zwarte mieren gekend. In recente tijd worden contactgiften in de vorm van poeder, b.v. Derris, gebruikt.