vindt normaal voortdurend plaats; er vallen steeds oude haren uit en nieuwe groeien aan. Het meest opvallend is echter de h. in het voorjaar als het dichtere, dikkere en langere vvinterhaar uitvalt en plaats maakt voor het meer glanzende en dunnere zomerhaar.
Door borstelen moet gezorgd worden, dat de losse haren geregeld worden verwijderd. Na mond- en klauwzeer ziet men soms, dal de h. geremd wordt. Dgl. dieren houden dan ook ‘s zomers een dik baarkleed. Hier brengt het afknippen van het haar voor de dieren een grote verlichting.