letterlijk overmaat.
Het getal S heet ‘scheefheid’, het getal E heet ‘exces’. De grootte van S en E geeft een aanwijzing aangaande de mate, waarin dekansverdeling van de normale afwijkt. In de regel is bij abnormale slankheid (leptokurtosis) E positief, bij abnormale platheid (platykurtosis) E negatief. Om na te gaan of, en zo ja, in welke mate een gegeven frequentieverdeling van het normale type afwijkt, berekent men de empirische momenten m’i (i = 2, 3,4) van de afwijking van het arithmetisch
gemiddelde, dus van u = x - ẍ (z. Fout).