fam. Celastraceae, kardinaalshoed.
Houtige gewassen met overstaande bladeren, 4- (soms 5-) tallige bloemen en 4-(soms 5-) tallige vruchten; bij het openspringen van de hokjes blijft het oranje of roodgekleurde zaad hangen. Er zijn 2 groepen E. te onderscheiden: bladhoudende en bladverliezende; tot de eerste behoren E.fortmei (TURCZ.) HAND. MAZZ. (E. radicans SIEB.) en E. japonica THUNB., beide uit Japan en in talrijke vormen in cultuur. Tot de 2e groep behoort een aantal soorten, die als dek- en sierheesters worden gebruikt: E. europaea L., een inlandse soort; E. sanguinea LOF.S. uit China; E.alata (THUNB.) SIF.B. uit O. Az., welke laatste soort eigenaardig gevleugelde twijgen heeft; E. latifolia (L.j MILL., uit Eur. groeit zeer fors en heeft vrij brede bladeren. de bladhoudende soorten zijn in rotstuinen op hun plaats, soms ook als klimheester tegen muren, de bladverliezende zijn voorn. dekheesters.