1. (dierk.) Opperhuid, de buitenste laag van de huid.
Hij bestaat nog weer uit twee lagen. De meest oppervlakkige is de hoornlaag, de daar onder gelegene de slijmlaag. Deze is van de daaronder gelegen lederhuid gescheiden door een laag cylinderepithelium.
2. (plantk.) Opperhuid, laag van dicht aaneengesloten cellen, die bij organen met primaire bouw (jonge stengel- en worteldelen, bladeren, bloemen enz.) de andere weefsels ontsluit (z. ook Huidmondjes en Cuticula).