zijn in de cel gevormde organen, die na haar dood en autolyse vrijkomen en onder gunstige omstandigheden tot een nieuwe cel uitgroeien. Veelvuldig bij bacteriën (bacillen).
Meestal zijn ze beter dan de cel zelf tegen ongunstige factoren als uitdroging, hoge en lage temp. en desinfectantia bestand. Sommige bacteriesporen kunnen vele uren koken verdragen. Per bacteriecel komt slechts één spore voor, gisten kunnen tot 8 sporen per cel (ascus) vormen.