Vloer in een boerenschuur, oorspronkelijk bestemd voor het met de vlegel afdorsen van graangewassen. De vloer moest voldoende groot zijn voor een aantal werkers, glad van oppervlak en niet te hard.
Men gebruikte veel vloeren van klei of leem gemengd met zand. Thans meestal van steen of beton en nog gebruikt voor het plaatsen en lossen van de oogstwagens en voor machinaal dorsen. Het begrip heeft dan zijn vroegere betekenis verloren.