Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Diprion

betekenis & definitie

dennenbladwesp, fam. Tenthredinidae.

De meest algemene soort is D. (= Lophyrns) pini L.; ♂ geheel zwart, ♀ meer geelachtig, treedt in twee generaties op, waarvan de larven (bastaardrupsen) der 2e gen. in het najaar meermalen ernstige vreterij in grove dennenopstanden hebben veroorzaakt, zodat in de ergste gevallen kaalkap nodig werd geoordeeld. Overwintering heeft plaats in het coconstadium. De wespen der 1e gen. verschijnen in Mei/Juni, de ♀♀ leggen met hun legschede eieren in de naalden. De larven leven gezellig en zijn vraatzuchtig; aanvankelijk laten zij van de naald de hoofdnerf, later alleen een stompje staan. In Juli zijn zij volwassen en spinnen zij een leerachtig-taai, ovaal cocon van bruine kleur tussen naalden, in bastreten enz. Hieruit komt in Aug. de 2e gen. te voorschijn, waarvan de larven in Sept. de grote vreterij teweegbrengen.

Van de ‘wintercocons’ worden in tegenstelling met de ‘zomer cocons’ vele op de grond vervaardigd, tussen strooisel enz. Hierin blijven de larven onverpopt liggen tot kort voor het uitkomen van de imago in het volgend voorjaar, ev. nog langer, aangezien een tamelijk groot percentage van de cocons meer dan één keer overwintert. Volgens BESEMER vormen schrale opstanden met vliegdennen, z.g. bentgebieden, de haarden, van waaruit de plaag zich steeds weer opnieuw verspreidt.

Ongetwijfeld worden de Diprion-populaties en -gradaties sterk beïnvloed door een grote schare van parasieten en roofvijanden. Er zijn tientallen sluipwespen, Ichneumonidae, bekend als parasieten van de larven en de cocons, verder enkele rupsenvliegen, Larvaevoridae ( - Tachinidae) en inseclendodencle schimmels. Van groot belang is een eiparasiet, Achrysocharella ruforum KRAUSSE, die de eieren aansteekt onmiddellijk nadat zij gelegd zijn.

Bosmuizen, vooral Apodemus silvaticus, vernielen talrijke cocons. Bestrijding is in het klein uitgevoerd met stuifmiddelen met verschillende contactvergiften, zoals derris, pyrethrum e.d.

Waarschijnlijk komt thans HCH in aanmerking. Er komen nog verschillende andere Diprion-soorten op Pinus voor, b.v. D. sertifer GEOFFR.. Deze gelijkt op D.pini, het ♀ is echter meer bruin, voorts overwintert zij als ei in de naalden. De larve is iets donkerder van kleur en tekening. De soort is bij ons minder schadelijk.

< >