Mal. woord voor blad. In samenstellingen gebruikt om bepaalde planten aan te geven; meestal hebben de bladeren dan geneeskrachtige betekenis of worden ze gegeten als groente.
D. boeroeng, Rhinecanthus nasuta KURZ (fam. Acanthaceae), tot 2 m hoge, vaak in heggen gebruikte heester, waarvan de wortels, maar ook bovenaardse delen algemeen tegen ringworm worden gebruikt. Het beval een harsachtige stof, het rhinacanthine.
D. djarong, Bidens chinensis WILLD. (fam. Compositae), éénjarig, sterk vertakt tot 2 m hoog kruid, algemeen verspreid in de tropen der Oude Wereld; op Java lot ca 1200 m boven zee. Wortels en bladeren worden tegen zeer uiteenlopende kwalen in de volksgeneeskunde gebruikt.
D. doedoek, Desmodium triquetrum de. (fam. Leguminosae), meerjarig, opgericht, sterk vertakt kruid tot 3 m hoog, met enkelvoudige bladschijf en breed gevleugelde bladsteel. Deze plant is verspreid van India en Z. China, door de gehele Mal. archipel tot N. Austr.; op Java tot 1500 m bov. zee. Bladeren zijn bekend middel tegen haemorrhoïden. D. entjok, Plumbago zeylanica L. (fam. Plumbaginaceae), heester tot 2,50 m hoog, een witbloemige plant der tropen van de Oude Wereld; op Java tot ca 800 in boven zee. Van het blad wordt een pap bereid, die tegen rheumatische aandoeningen wordt gebruikt. Het is prikkelend en blaartrekkend door de aanwezigheid van een chinon, het plumbagon.
D. gatel, Laportea decumana WEDD. (farn. Urticaceae), kruid ca 1 m hoog, vooral in de Molukken aangeplant. De bladeren zijn dicht bezet met brandhaartjes, die op de huid slechts kleine, spoedig weer verdwijnende bultjes veroorzaken, die jeuken (gatel = jeuk). Een uitwendige kuur er mee wordt vooral op Ambon als een opkikkering beschouwd.
D. grisik, Nothopanax pinnalum Mig., (fam. Araliaceae), in Indon. gebruikt als groente.
D. kaki koeda, Centella asiatica URB. (fam. Umbelliferae), overblijvend stengelloos kruid, waarvan het blad wel als groente wordt gebruikt. In de volksgeneeskunde wordt het tegen vrijwel alle kwalen en ziekten gebruikt.
D. katang, Ipomoea pes-caprae ROTH (fam. Convolvulaceae), bekend kruipend kruid op zandige trop. stranden, waarvan het typische tweelobbige blad wordt gebruikt voor genezing van zweren en ontstekingen.
D. kawoeng is de Soend. benaming van jong blad van arènpalm, Arenga pinnata MERR., dat gedroogd wordt gebruikt om tabak in te rollen (z.g. strotjes).
D. koekoerang, Curanga fel-terrae MERR. (fam. Scrophulariaceae), kruipend kruid, dat in bossen der heuvels van het Indo-Mal. gebied voorkomt. De plant is zeer bitter, door aanwezigheid van curangine. Het zou als tonicum werkzaam zijn.
D. koepang of D. koeran, Cassia alata L. (fam. Leguminosae), heester tot 3 m hoog, tot 1400 m boven zee, als sierplant gekweekt om de oranje-gele bloemtrossen. De peulen zijn zwart, op de zijvlakken gevleugeld. De plant stamt uit trop. Am., doch is thans over alle tropen verspreid. Het blad wordt met succes gebruikt tegen ringworm en andere parasitaire huidziekten. Het werkt ook als purgeermiddel; werkzaam bestanddeel: chrysophaanzuur.
D. mangkok, Nolhopanax scutellarium MERR. (fam. Araliaceae), is een Indon. groente, ook gebruikt als sierplant.
D. oerat, Plantago major L. (fam. Plantaginaceae), een in de warme gebieden zeer variabel, overblijvend kruid, dat soms veel op de Ned. weegbree gelijkt. Op Java vooral van 700 -3300 rn boven zee. Soms aangeplant voor gebruik tegen hoest, tering, blaassteen en als diureticum.
D. pandjang, Lactuca indica L., (fam. Compositae), wordt in Indon. gekweekt als groente. Vermeerdering door zaad. Plantverband ca 75 cm tot 1 m.
D. pitjah, Desmodium gangeticum de. (fam. Leguminosae), tot 75 cm hoog kruid, verspreid in de tropen der Oude Wereld; op Java tot 1300 m boven zee. Het is een der ketji beling-kruiden, die algemeen worden toegepast tegen gal-, nier- of blaasstenen (ketji = stukmaken).
D. poko, Mentha arvensis L. var. javanica (fam. Labiatae), cen veel op de Ned. munt gelijkend kruid, dat op Java hier en daar in het bergland wordt gevonden. Het wordt in het klein wel gekweekt, om het tegen enkele kwalen te kunnen gebruiken. Het bevat ca 1% aetherische olie, met slechts een zeer laag menthol gehalte.
D. pra(n)sman, Eupatorium triplinerve VAHL (fam. Compositae), overblijvend tot 1 m hoog, uitstoelend kruid uit trop. Am. dat in alle tropen is ingevoerd; op Java vaak aangeplant en zich lang handhavend. Wordt aanbevolen als grondbedekker. Het bladaftrckscl wordt gebruikt tegen koorts en verkoudheid; het blad bevat ca 1 % aetherische olie.
D. remoedjoeng is de benaming van een Indon. medicijn (z. Remoedjoeng).
D. roko is het droge blad van de nipapalm (fam. Palmae), dat in kleine strookjes gesneden als wikkelblad wordt gebruikt voor de fabricatie van inheemse sigaretten.
D. sambong dara, Excoecaria cochinchinensis LOUR. (fam. Euphorbiaceae), heester op Java alleen als sierplant. Het melksap is giftig, de aan de onderzijde bloedrode bladeren niet; signatuur-middel tegen bloedingen.
D. sinom, de jonge, zure bladeren van de asem, Tamarindus indica L. (fam. Leguminosae), worden ter vervanging van het vruchtenmoes gebruikt; aftreksels ervan worden als wassing gebezigd.
D. tidoer, Mal. benaming voor Mimosa pudica L.; het bekende trop. ‘kruidje-roer-mij-niet’, behorende tot de Leguminosae (z. Pis koetjing).
D. tikar, een Indon. volksnaam voor het schijngras Fimbristylis globulosa KUNTH.. De bladeren of stengels worden gebruikt voor het vlechten van matjes (tikar).
D. trawas, Litsea-soorten (fam. Lauraceae), van Java en Sumatra. Plet gedroogde blad wordt voor uiteenlopende kwalen, als spruw en gal, in de volksgeneeskunde gebruikt. Het blad bevat een aetherische olie, waarin een onverzadigd keton en cineol voorkomen.