Kevers of torren, een der grootste en best bekende insectenorden; er zullen 2-300.000 soorten thans beschreven zijn, waarvan meer dan 3600 in Ned. voorkomen. Met volledige metamorphose.
Lichaam der imagines meestal krachtig gechitiniseerd, met spaarzame beharing, soms met fraaie kleuren of interferenlie-kleuren. Sprieten met 11 of minder leden, snoervormig, gezaagd, gekarnd, geknotst of met bladvormige verbredingen der eindleden. Ocelli bijna steeds ontbrekend, facettenogen goed ontwikkeld, monddelen bijtend en kauwend, tarsus der poten met vijf of minder leden. Bovenvleugels ontwikkeld als harde, sterk gechitiniscerde dekschilden of elylra. Laatste achterlijfssegmenten gereduceerd met de geslachtsorganen, die echter meest in het achterlijf zijn opgeborgen. Larven van zeer verschillend type. Levenswijze zeer uiteenlopend, vele phytophage soorten voor de landbouw schadelijk, b.v. bladhaantjes (Chiysomelidae), snuitkevers (Curculionidae), bastkevers (Scolytidae), boktorren (Cerambycidae) e.a. Hiertegenover staan talrijke z.g. nuttige soorten, b.v. loop- of roofkevers (Carabidae), lievenheersbccstjcs (Coccinellidae) e.a.