noemt men een erfrecht hetwelk speciaal rekening houdt met de belangen van de boerenstand en het boerenbedrijf) in deze zin, dat het de onverdeelde instandhouding van het bedrijf bevordert, desnoods ten koste van de gelijkheid tussen de kinderen/erfgenamen. Vroeger bestond een dgl. b. in onderscheiden vormen; ook in Ned., doch niet overal en niet gelijkmatig.
De moderne wetboeken, zoals ook het Ned., kennen het niet; evenwel was het beginsel in sommige streken zozeer verankerd, dat men er in de praktijk bij boedelscheidingen toch naar handelde, zo nodig met behulp van schijnhandelingen of ficties. In de jongste tijd is het b. hier en daar enigszins hersteld: in Ned. werkt het moderne pachtrecht enigszins in deze richting. Bij een kapitaalkrachtige boerenstand is de vraag van minder belang, omdat daar voor de kinderen, die de boerderij niet krijgen, op andere wijze gezorgd kan worden.Evenmin als Ned. kent België een eigenlijk b. Weliswaar worden bij de wet van 16 Mei 1900 (gewijzigd 23 Apr. 1935), zekere maatregelen getroffen, om de onverdeelde instandhouding van de kleine bedrijven te bevorderen en de verdeling van de kleine nalatenschappen te verhinderen.
Aldus kan o.m. ieder van de erfgenamen, alsook de overlevende echtgenoot of echtgenote, de integrale overname eisen van het bedrijf, bijaldien als de onroerende goederen, die van de nalatenschap afhangen, een kadastraal inkomen hebben dat de 4200 frs niet overtreft.