(volkskunde) bode, boe, stal voor het vee in de onontgonnen landen langs het Schoonebekerdiep, onder de hoede van de boheer. Deze had de zorg voor ongeveer 50 stuks vee, veelal jongbeesten; in de winter werden ze gestald, des zomers bleven ze buiten.
Op Ned. gebied zijn er maar twee boden meer; met de kunstmest zijn de meeste wilde akkers ontgonnen. Over de grens in Duitsl. zijn er nog verscheidene.