roofvliegen. Het zijn dikwijls grote en opvallende, slanke vliegen, die op hoge poten rusten en die jacht maken op andere vliegende insecten van niet te grote afmetingen.
De slanke larven leven in de grond of in vermolmd hout, eveneens van roof. Zij worden daarom als zeer nuttig beschouwd. Vooral in zandstreken niet zeldzaam. De grote, opvallende Laphria flava L., met een dichte, gele, pelsachtige beharing, wordt in dennenbossen aangetroffen; de larve in dennenstobben, waar zij aast op de larven en poppen van de grote dennensnuittor, Hylobius abietis L.. In Indon. eveneens tal van soorten, vooral in de koelere bergstreken.