Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Arenga

betekenis & definitie

A. pinnata MERR., familie Palmae, suikerpalm, inheemse naam arèn (Jav.), kawoeng (Soend.). A. is een tot 25 m hoge en 65 cm dikke vederpalm, die in het berg-regenbos van Z.O.

Az. en Indon. tot op 1000 m hoogte voorkomt en om de dorpen in het lage vochtige bergland veel wordt gekweekt voor winning van suiker uit het van de stelen der ♂ bloeiwijzen afgetapte sap. De bloei begint in het 13de jaar en de tap kan aan de achtereenvolgende bloeiwijzen (gemiddeld 6) 3 à 4 jaren worden voortgezet. Elke bloeiwijze blijft door het regelmatig afsnijden van dunne schijfjes gedurende 1½ à 2 maanden in productie met/ een opbrengst van 6 à 7 l sap per etmaal. 10 l sap geeft ongeveer 1 kg suiker, zodat de totale suikerproductie per palm ca 200 kg bedraagt. De nog niet ontvouwde bladeren worden algemeen gebruikt als wikkelblad voor ‘strootjes’, de inheemse sigaretten.

De volwassen bladeren vinden toepassing als dakbedekking. Van de bladnerven worden grove bezems en kleine fuiken gemaakt. De lange, stijve, zwarte vezeldraden om de bladvoeten, de indjoek, worden tot touw en borstels verwerkt. De dunne, doch zeer harde houtmantel der palmstammen wordt voor de vervaardiging van dakribben en wandelstokken gebezigd, terwijl gehalveerde stammen veel als goten worden benut.

Gekapt levert deze boom ook sago, echter lang niet zoveel als de echte sagopalm en ook van minder goede kwaliteit. De groeitop is bruikbaar als groente (palmiet).

< >