ABC van de Hengelsport

Van Onck (1972)

Gepubliceerd op 28-04-2019

AAS

betekenis & definitie

AAS - Eerst maar een indeling:

Vegetarisch (zoetwater)

aardappel brood deeg granen kaas peulvruchten vruchten algen Dierlijk (zoetwater) insekten, wormen, stukje vis visje (levend of dood) bloed Over al deze aassoorten enkele korte aanwijzingen. Ze komen ook later nog ter sprake bij het be¬spreken van de hengelmethoden af¬zonderlijk. Zie ook ,aasbevestiging’.

Brood — Er wordt over het algemeen veel met vers witbrood als aas ge¬vist. De ervaring heeft mij geleerd, dat het vissen met vers bruinbrood minstens zo goed is. In mijn ogen verdient het zelfs de voorkeur. Het houdt meen ik beter aan de haak en blijft ook wat langer vers. Bij het vissen op karper komt ook rogge¬brood ter sprake.

Deeg — Op allerlei wijzen en met allerlei smaken te maken. Ik geef hier een ,basisrecept’, dat ik zelf ook gebruik en dat beslist even eenvou¬dig als goed is:

Kruim van oud brood met fijngerolde beschuit of paneermeel tot een zeer vast deeg kneden en het daarna te slap maken met aardappelkruim en een heel klein stukje margarine. Een handje zout erdoorheen en dan de gewenste vastheid geven met custardpoeder. U kunt hier dan naar eigen verkiezing alle mogelijke variaties mee bereiken. Honingdeeg, kaasdeeg (mengen met smeerkaas) hebben bij velen de voorkeur. Ook de kleur kan variëren: rood achten heel wat hengelaars erg aanlokke¬lijk (voor de vis). Wie een verwoed roker is doet ook goed, door zijn deeg (en zijn voer — zie daar) wat anijsolie te mengen.

Aardappel — Wat de boeken u ook mogen vertellen: het koken van aardappels op zo’n manier, dat ze zich niet alleen gemakkelijk aan de haak laten slaan, daar goed hou¬den, maar ook toch zacht genoeg zijn om de vis tot toehappen te ver¬leiden, blijft een probleem. Het lukt mij meestal wel... maar niet altijd. Toch geef ik u mijn methode, omdat het de beste is die ik ken. Kook de aardappels in de schil en laat ze zo gaar worden, dat u er vrij gemak¬kelijk met een breipen in kunt prikken (voor de vork zijn ze dan net nog iets te hard). Giet ze dan af en laat ze uitdampen in een ge-sloten bus.

Wat de peulvruchten betreft — ze worden in ons land eigenlijk te wei¬nig als aas gebruikt. Erwten uit blik bijvoorbeeld kunnen goede resulta¬ten opleveren en zijn zelfs een uit¬stekend aas, wanneer men in de buurt van conservenfabrieken vist, die ze in de handel brengen. Het-zelfde geldt trouwens voor vruch¬ten.

Behalve de kers die in bepaalde streken van ons land zeer in de gunst van de hengelaars staat, zijn alle niet-zure vruchten bruikbaar. Over de manier van aanslaan, zie daar. Vergeet ook de wilde bessen niet, vooral als ze in de buurt van het water groeien.

Ook granen leveren een goede aassoort.

Hennep is het bekendste. Dadelijk bruikbare hennepkorrels zijn in de hengelsporthandel in potjes verkrijgbaar, maar vrij prij¬zig. Veel hengelaars tobben met de manier om hennepkorrels goed te laten ontkiemen, zoals noodzakelijk is, wanneer ermee gevist moet wor¬den. Hier volgen enkele wenken, waarbij ik opmerk, dat er ook andere methoden bestaan.

Begin met een goede soort hennep te nemen, liefst glanzend en met een grijsbruinachtige kleur. Zet ze als het kan een nacht in regenwater en de volgende dag in dezelfde pan op hoog vuur, waar ze een minuut of drie moeten koken. Dan in hetzelfde water af laten koelen. Als het goed is laten nu alle korrels de witte kiem zien en is de hennep gebruiksklaar.

Zoals reeds gezegd: granen zijn uit¬stekend aas. Doe de graankorrels in een thermosfles (hoogstens tot aan een derde van de inhoud), giet er kokend water op, sluit de fles en laat deze zo een nacht staan. Wat toevoeging van hennep aan de graankorrels komt de smaak van het andere graan ten goede.

Een beetje speciale aandacht is ge¬parelde gerst waard. Het zijn kleine witte korrels, maar als u ze een half uur in (regen)water kookt zwellen ze flink op. Goed gaar moeten ze worden.

Ik raad u aan, bij het vissen met graan zo nu en dan wat afwisseling te nemen. En altijd met wat van de gebruikte korrels voeren (zie Voer). Maar matig... heel erg matig!

Het kan niet anders of wij hen¬gelaars zijn behoorlijk conservatief. Waarom zouden we anders zo wei¬nig — ja, dit geldt ook voor mij — met draadalgen vissen? Ze groeien tegen palen, steenblokken enz. Het is een feit, dat de voorn o.a. ze met graagte pakt. Voor de manier van aanslaan zie daar.

Wat de insekten betreft geldt haast hetzelfde wat ik zojuist schreef: we gebruiken ze veel te weinig. Ik heb — toen de vis alleen maar aan levend aas wilde bijten en ik geen wormen had en ze ook niet kon vin¬den — wel eens pissebedden als aas genomen, die ik onder stenen vond en de voorn pakte ze met grote gul¬zigheid. In andere landen (Duitsland bijvoorbeeld) wordt er ook vaak met torretjes, sprinkhanen e.d. gevist. Ik vertel het maar volledigheidshalve, want zelf bepaal ik me eerlijk ge¬zegd ook meestal tot het gebruike¬lijke ,orthodoxe’ aas.

Dat geldt dan ook weer wat de lar¬ven betreft: de made is en blijft ons meest gebruikte aas, terwijl prak¬tisch alle larfsoorten ideaal zijn. En nu spreek ik niet alleen over het bekende ,stokaas’, de larve van een kokerjuffer, die in het voorjaar tevinden valt aan in het water liggen-de takken, aan palen e.d. Ze zitten dan in hun huisje, dat gemaakt is van allerlei materiaal. Deze larven zijn evenwel alleen in het voorjaar te vinden. Maar wat zou u zeggen van de vele rupsen, die u vrijwel het gehele seizoen tot aan de winter toe aan struiken en bomen langs het water kunt vinden? Vergeet niet dat dit soort diertjes het natuurlijke voedsel van de vis zijn.

Over de made hoef ik maar heel weinig te zeggen: dit aas is immers overbekend. In de meeste hengelsportzaken zitten tussen de gewone witte maden ook wel rood en/of geel gekleurde. Ik heb nooit kunnen con¬stateren dat daarmee beter werd ge¬vangen, maar onmogelijk is het niet. Wel zeer bekend zijn de ,bloedwormpjes’, het ,vers de vase’, de larve van de dansmuggen. Een prachtig vangmiddel bij het vissen op voorn.

De wormen vormen een hoofdstuk apart. Er zijn meer soorten, maar ik bespreek er drie.

De regenworm met zijn lange lichaam, gele band en rul aanvoe¬lend achterdeel kunt u ’s avonds be¬machtigen, wanneer u bij wat voch¬tig weer met een zaklantaren het gras afzoekt. Hij is helaas erg broos, maar wanneer u hem enkele dagen onder vochtig mos of tuinaarde be¬waart en er zo nu en dan de dode exemplaren uithaalt, is hij veel ste¬viger geworden. In vele boeken vind ik aangegeven, dat je wormen geu¬riger en aantrekkelijker voor de vis maakt, wanneer je ze een paar uur vóór het vissen in melk legt, waarin peterselie is gesnipperd. Eigen erva¬ring hierin heb ik niet.

Een zeer bekende worm is de strepeling, die ook als mestpiertje te boek staat en onder huisvuil en com¬post te vinden is. Een best aasje en als het wat te klein is voor uw doel, kunt u er enkele tegelijk aan de haak slaan.

De blauwkop (steenworm) is een lange, kleurloze pier steviger dan de regenworm, maar ik dweep er niet mee als aas. Herkenbaar aan zijn blauwe kop en een brede gele band.

Over het gebruik van levend of dood visje en van het stukje Vis verwijs ik naar de trefwoorden baars, paling, snoek en snoekbaars.

Nog even iets over het gebruik van gestold bloed als aas. Goed vissen, maar niet gemakkelijk. Het weekt snel van de haak. Zelf heb ik er — 25 jaar geleden ongeveer — aardig meun mee gevangen. Ik ben er ook van overtuigd, dat het een best aas is en geef u even de methode om het gebruiksklaar te maken.

Voeg aan het bloed een handje zout toe en laat het in een linnen doek of een zakje uitlekken tussen een paar met een steen verzwaarde planken. Strooi er — tegen bederf en stank — eerst wat sodabicarbonaat overheen. Maar ik zou toch maar wat voorzichtig zijn als u bij zo’n bewerking de huiselijke vrede wilt bewaren : het bloed lokt uit de verre omtrek vliegen aan !

Een hulpmiddel dat bij het vissen met bloed wel wordt gebruikt is een stukje verbandgaas, gedrenkt in bloed. Eigen ervaring daarin ont¬breekt.

En nu in telegramstijl (wegens de ruimte) het aanslaan van aas.

Brood — 3 manieren: , pluim’ — een stukje korstloos brood wordt tussen duim en wijsvinger gerold tot een soort bloemkooltje (minder aange¬name vergelijking: een atoomontploffing). De haak komt in het vaste onderste stukje. Regelmatig even kijken, of de vis er het kruimige deel niet van afgesabbeld heeft. De ,vlok’ Een stukje brood plat knijpen in boekvorm met de haak er tussen geklemd.

De broodkorst (drijvend of zinkend te gebruiken) — de haak gaat door het korstje en de punt verdwijnt in het kruim.

Deeg — Geen ronde deegjes maken, maar langwerpige kogeltjes. De sub¬stantie kan eerder te stijf dan te slap zijn, hoewel bij slap deeg zeer scherp vissen beslist noodzakelijk is.

Aardappel — gebruik een aardappelstekertje, dat in verschillende maten verkrijgbaar is . Druk eerst de haak in het stukje aardap¬pel, eer u het met het houtje naar buiten drukt.

N.B. Wat de haaksoort voor deze aassoorten betreft: persoonlijke voorkeur speelt hierbij een grote rol. Ik zelf gebruik altijd een limerickje met half lange steel. En er be¬staat één gouden regel: neem de haakgrootte in verhouding tot de grootte van het gebruikte aas.

Bij alle granen is het gebruik van een zeer kleine haak aan te beve¬len — bij hennep gaat de haakpunt zo door de korrel, dat hij precies in het witte kiempje uitkomt.

Kaas is een uitstekend aas, maar het aanslaan brengt nog wel eens wat moeilijkheden mee. Het gemakke¬lijkst doet men dit door met een fleurnaald de lijn door het stukje gebruikte kaas te trekken en er daarna de haak aan te verbin¬den die men vervolgens in het aasje trekt. Ik gebruik hierbij een zeer klein dregje of een fleurhaakje. (En kom me nu niet aan met het ver¬haal, dat dit onwenselijk vissen zou zijn, want bij een aas als dit is scherp vissen noodzakelijk, zodat de haak altijd vóór in de bek zit. Er wordt op deze manier minder onheil veroorzaakt, dan gewoonlijk met het — gelukkig uit de mode raken¬de — slikhaakje). Kaas die te hard is geworden, krijgt men weer zacht door hem in wat melk te laten weken. Dit ten behoeve van henge¬laars die, zoals ik al van tevoren wat onderlijntjes met stukjes kaas in voorraad maken.

Peulvruchten.

Kleine scherpe haak. Mijn hier reeds genoemd limerick je voldoet best hierbij.

Vruchten — Kleine stukjes: zelfde haak als bij peulvruchten. Scherp vissen. Bij het gebruik van de kers zijn er twee manieren. 1. De pit laten zitten en een haak met wijde bocht om de pit heen aanslaan. 2. De pit er wel uit halen en dan de kers met een fleurnaald aan¬rijgen, zoals reeds besproken werd. Ook hierbij is een klein dregje vol¬gens mij de aangewezen haaksoort. Stukjes van andere vruchten laten zich trouwens op dezelfde manier gemakkelijk als aas gebruiken.

Draadalgen — een langstelig haakje langs de algen halen en het enkele malen ronddraaien.

Bessen — zeer dunne haak. Aan een kleine Aberdeen kunt u mooi enkele bessen achter elkaar aanrijgen. Over bloed hebben we het al even gehad (verbandgaas). Ook het dunste formaat aardappelsteker kan mooi dienst doen. Ander systeem: zeer dunne fleurnaald en dregje (wel pie¬tepeuterig en niet erg smakelijk werk!).

Maden en andere larven — Ik maak ook hiervoor gebruik van het reeds herhaaldelijk genoemde limerickje. Twee — soms meer — maden wor¬den juist onder het velletje door het dikke deel aangeregen, zodat de punt naar de haakpunt wijst en de laatste made komt in de bocht van de haak, maar zo dat juist de haak¬punt en het weerhaakje vrij blijven. Nu weet ik wel, dat over dit laatste verschil van mening bestaat en dat er vrij veel hengelaars zijn, die vin¬den dat de haakpunt bedekt moet blijven. Maar ten eerste kan de vaak taaie huid van de made het aanslaan bemoeilijken en ten tweede heb ik nooit gemerkt, dat de vis zich door dat scherpe puntje van aanbijten laat afhouden. Vergeet niet, dat ook zijn natuurlijke prooi vaak scherpe uitsteekseltjes heeft.

Wormen aanslaan — ook hierover bestaat nogal wat verschil van mening. Ik denk wel, dat de ver¬schillende manieren alle hun vóór en tegen hebben. Vis ik met één enkele worm, dan sla ik hem onder de kop aan en schuif de haak een eindje door naar de staartrichting. Dan haal ik de haak weer naar bui¬ten en sla de worm vlak daarbij op¬nieuw aan. Hij komt dan in een knik te hangen en het is mijn ervaring, dat de vis hem juist bij die knik pleegt te pakken.

Zoals ik al schreef kan het nut heb¬ben bij kleine wormen meer dan één aan de haak te slaan. Dan doe ik het zo: de eerste vlak onder de kop, de haak meteen doorhalen, de tweede worm van de staart af haak halver¬wege doorhalen en dan door de staart van de eerste. De haakpunt mag nu (hoeft niet) verborgen blij¬ven — de zachte huid van de worm bemoeilijkt het aanslaan van de vis niet.

Voor grote wormen gebruikt men ook vaak een tweede haak, die wat hoger aan het snoer wordt gemon¬teerd. Er zijn daarvoor zelfs spe¬ciale wormentakels in de handel.

Dit dus wat het binnenwater be¬treft.

Nu komen even de verschil¬lende soorten zeeaas ter sprake:

mossel zager en slijkzagertje zeepier tap krab (hard en zacht) garnaal zeebliekjes stukje vis Andere — maar m.i. sterk inferieure aassoorten zijn kippedarm, stukjes lever e.d. Verder bestaan er naboot¬singen van allerlei soorten zeeaas, maar ik heb nog nooit meegemaaktdat iemand er een schub aan ving. Ook de potjes met geconserveerde inktvis e.d. kunnen in mijn ogen geen genade vinden.

Mossels kunnen zowel rauw als ge¬kookt gebruikt worden — het eerste verdient de voorkeur. De mossel met een mes openen en de haak door het voetje halen. Krabben zijn even¬eens best, maar dan vooral de zachte krab — d.i. de krab die bezig is, van schaal te wisselen en zich in zijn ,zachte’ periode schuilhoudt onder stenen e.d. Moeilijk te vinden voor de meesten van ons. Ook met harde krab valt echter best te vangen. Met een priem een gaatje boren in het rugschild van kleine krabbetjes en daar de haak door.

Garnalen (rauw) aanslaan door de geleding boven de staart (dunne scherpe haak). Gekookte garnaal vangt ook, maar veel minder. Zeebliek (jonge haring) is een ideaal aas. Zo aanslaan, dat het visje ge¬kromd aan de haak zit (tweemaal doorhalen). Het stukje vis (makreel is ideaal, maar andere vis gaat ook best): reepje huid met wat visvlees eraan.

N.B. Ik heb dit alles ,in vogelvlucht’ besproken, omdat we er bij het be¬handelen van de zeevisserij uitgebreider op terug zullen komen. Zeepieren zijn het meest bekende aas, samen met de zagers. Tegen¬woordig wordt in Nederland de ,zwarte tap’ ingevoerd, een worm die ong. 70 cm lang kan worden. Je kunt de niet gebruikte zwarte tap invriezen en dat is een goed ding, want ze zijn behoorlijk prijzig. De slijkzagertjes worden uit Frankrijk geïmporteerd en zijn dus ook niet goedkoop, maar zeer bruikbaar.

Actie De manier, waarop de hengel zich buigt bij de verschillende soorten spanning waaraan hij onderhevig is. We onderscheiden ,topactie’, para¬bolische actie’ en ,zoomactie’ (spreek uit zoemactie). Bij topactie is het vooral de top die bij het werpen de spanning opvangt, bij parabolische actie is het de hele hengel. Bij zoomactie reageert de top bij het werpen en de gehele hengel bij het drillen van een vis.