Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

econoom (ekonoom)

betekenis & definitie

Pers. belast met de huishoudelijke dienst, m.n. in scholen, kloosters e.d.; huismeester, administrateur, beheerder.

Dinsdag is te Keulen... het proces begonnen tegen de prefekt van het Belgisch ateneum te Rosrath..., en de beheerder-ekonoom van de instelling, Gazet v. Antw. 9/6/1977.

Voor efficiënte rendementsverhoging vraag opname in het «Bestelboek voor Economen», Kerk en Leven (ed. Mechelen) 25/5/1978, p. 6.