Ook al moge het tegenwoordig huiswerk in menig opzicht vervelend, tijdrovend en nutteloos zijn – de kinderen komen er nu eenmaal mee thuis. Hoe handelen de ouders daarin nu het best? Moeten zij zich niet met het huiswerk bemoeien? Ook niet, als zij zien, dat het misschien mis gaat? Of moeten ze dàn in ieder geval proberen te voorkomen, dat het mis gaat, door den H.B.S.-er of gymnasiast naar zijn huiswerk te drijven en zo nodig (in een climax van maatregelen) hem tevens te overhoren en tenslotte hem bovendien op z’n vingers te zien, als hij met zijn huiswerk bezig is? Dit is toch de „natuurlijke” volgorde in de maatregelen van vele ouders: Ze laten den leerling vrij….
Het gaat mis; er komen klachten, strafwerk en tussenrapporten…. Vader drijft hem nu elke dag naar zijn werk…. De regen van slechte cijfers houdt aan; het eerste rapport bevatte drie of vier onvoldoenden…. Vader overhoort nu het huiswerk…. Nog enkele slechte cijfers druppelen na; de jongen blijkt dan ook soms over zijn boeken te zitten suffen; hij heeft een bibliotheek-boek onder zijn atlas, versiert etiketjes, boort gaatjes in een stukje vlakgom. Vader houdt dus ook bij het maken van het huiswerk een oog in het zeil en beschouwt dan ook zeer terecht het feit van de overgang als een persoonlijk succes.In de eerste plaats dus het principiëel vraagstuk: Moeten ouders zich met het huiswerk bemoeien of niet? Zijn de resultaten bevredigend en wordt er niet teveel tijd voor gebruikt, neen, bemoeit U zich er dan niet mee, maar laat den leerling voelen, dat U zijn accuratesse en plichtsgevoel waardeert en dat U vertrouwen in zijn kunnen stelt. Aanmoedigen, nooit ontmoedigen! Kan hij er niet alleen uitkomen, dan vraagt hij U wel hem te helpen.
Er zijn echter H.B.S.-ers en gymnasiasten, die beslist niets aan hun vader vragen, ja, die zijn hulp schuwen. En dan meestal niet ten onrechte. Deze leerlingen krijgen steeds meer dan ze vragen of ze krijgen steeds te weinig en moeten dan toch de rest weer alleen gaan zoeken. Ze bespeuren duidelijk een paedagogisch luchtje, een autoriteits-manifestatie, een stijgend ongeduld; ze voelen in hun eigen hart onwil en tegenstand, wat voor het begrijpen niet bevorderlijk is, tot er bij Vader een onweer op komt zetten. Het nuttig effect van de hulp daalt hiermee tot beneden nul. Na enkele soortgelijke ervaringen worden deze leerlingen wel heel voorzichtig met het inroepen van Vaders hulp.
Maak hen vroeg wegwijs in Uw naslagwerken, woordenboeken en dergelijke. Zorg er met deze hulpmiddelen voor, dat zij U geen dingen vragen, die zijzelf kunnen vinden. Dit in de eerste plaats.
Wordt Uw hulp gevraagd, help dan zo snel en zo afdoende mogelijk: doe het werk, waar de leerling bij zit, eenvoudig, alsof het Uw eigen werk ware. Stel de goede verhouding tussen U en hem niet aan storingen bloot en zorg, dat de wil om te begrijpen aanwezig blijft. Zoudt U het vermoeden hebben, dat zijn gemakzucht hem te snel tot het inroepen van Uw hulp verleidt, dan weiger hem deze!
We hebben hierbij nog steeds den accuraten, plichtsgetrouwen leerling op het oog. Vele leerlingen aan H.B.S. en gymnasium zijn echter allerminst ordelijk en plichtsgetrouw; ze zijn, geheel in overeenstemming met de anarchistische geestestoestand van de rijpingsjaren slordig, speels, werkzaam bij buien, opstandig bij buien. Zitten ze onder druk thuis, dan zien ze noch tegen geraffineerde leugens, noch tegen ernstige laat-maar-waaien praktijken op, om maar van genietinkje op genietinkje te kunnen overwippen. Moet U zich met het huiswerk van deze leerlingen bemoeien?
Zeer zeker! Maar dan zo, dat moeilijkheden worden voorkomen! Als eenmaal het huiswerk tot een twistappel is geworden, dan is hulp uiterst moeilijk te verschaffen. Een jongen, die zijn huiswerk niet volledig aantekent, die zijn schriften en boeken op school vergeet, die dan eventjes wèg wil om inlichtingen naar een vriendje, die een heele avond op zijn werk zit te broeden en dan nog niets heeft gedaan…. en daar tegenover een ouder, die zich maar steeds weer genoopt voelt te controleren, of het ingeschreven huiswerk klopt met de lesrooster, of er geen repititieopgaven verzwegen zijn, of er in het studeerkamertje met het licht en de kachel wordt geknoeid, enz., enz…. behoeft het nog betoog, dat géén controle veel beter is dan deze oneindige, zenuwslopende reeks van rechercheurs-werkzaamheden? Dit sop is de kool beslist niet waard; er wordt misschien een jaar studie mee gewonnen, misschien twee, maar al werden er tien jaar studie mee gewonnen, wat geeft dit, als de jongen dan tot gewoonte gekregen heeft te draaien en te knoeien, als alle spontane werklust en belangstelling gedoofd zijn, als hij zijn vrijheid niet heeft leren gebruiken, als die allerbelangrijkste periode van zielegroei verbruikt is met huiswerk-relletjes-ohne-Ende!
Hebt U zo’n jongen of zo’n meisje, laat hem dan om te beginnen volkomen vrij. Ja, ook als het dan beslist met de overgang mis gaat. De genezing is wel een jaar studie waard. Dus: komt de leerling uit school thuis, dan mag hij werken – hij mag ook wel niet werken – hij mag thuis blijven – hij mag ook wel naar buiten gaan – hij moet alleen de huisregels eerbiedigen. Waarschijnlijk zal hij zich de eerste tijd bedrinken aan zijn vrijheid. Houdt vast aan Uw gedragslijn, anders hebt U het pleit verloren.
Want wordt het U te dol en drijft U den leerling weer naar zijn werk, dan is hij er opnieuw in geslaagd U aan het slavendrijven te brengen en hij is voor zijn gevoel bevrijd van de verantwoordelijkheid, welke hem juist begon te drukken. Dan is hij weer bediende geworden in Uw zaak, hard werkende als U toekijkt, luierende, als U weg is. Laat U zich echter niet van Uw stuk brengen, ook niet, als hij zijn tijd schandelijk verknoeit, dan komt er zonder twijfel een ommekeer in zijn doen en laten. Probeer intussen het vertrouwen van den leerling te winnen; doe Uw best hem positieve levenswaarden uit zijn eigen hart te doen opdelven, om de werking van het verantwoordelijkheidsgevoel te stimuleren. Immers: de verkeerde houding ten opzichte van het huiswerk is meestal en symptoom van een algemene machteloosheid en van een daarop aansluitende drang, elke zelfstandigheid te ontlopen. Bij psychologisch onderzoek blijkt doorgaans, dat de leerling, die knoeit met zijn huiswerk, ook brutaal en slordig en snoepzuchtig en op sexuele dwaalwegen is: hij plaatst zich verkeerd ten opzichte van het gehele leven.
Dit moet eerst door een consequente en geduldige behandeling worden genezen en hiertoe moet het huiswerk ophouden een dankbaar twistpunt te zijn. Blijvend succes is dus eerst langs indirecte wegen te bereiken; zijn zelfvertrouwen en verantwoordelijkheidsbesef opgebloeid, dan komt het met het huiswerk ook wel terecht, tenzij de hekel aan het verbale schoolwerk zo diep geworteld is, dat men den leerling een opleiding in de richting van zijn praktisch kunnen moet aanbieden.
Ouderlijke controle bij het maken van huiswerk kàn alleen succes hebben bij de aanvang van middelbare en gymnasiale studie, dus nog vóór er moeilijkheden zijn ontstaan. Deze controle moet vrijwillig aanvaard worden en van tijdelijke aard zijn en hoofdzakelijk de vorming van een goed werkplan beogen.
Dit laatste is van grote waarde, want de meeste scholieren hebben er geen idee van, hoe ze hun huiswerk moeten aanpakken en indelen, hoe ze een thema goed moeten maken, hoe ze de vreemde woordjes uit een Frans of Duits stukje moeten bijeenzoeken, hoe ze een stuk theorie moeten leren.
De algemene richtlijnen van het werkplan zijn: 1° De leerling verdeelt het opgegeven werk over verschillende dagen, zodanig, dat op een dag van weinig huiswerk de schriftelijke opgaven of een stuk repetitie van een paar dagen later in de avondtaak wordt opgenomen, – ook zodanig, dat van een pretje zonder schade geprofiteerd kan worden. 2° Hij werkt zo kort mogelijk, maar als hij werkt, dan werkt hij ook. 3° Hij werkt door, tot de avondtaak af is, ’s winters alles vóór het avondeten, ’s zomers alles daarna. 4° Hij maakt het huiswerk op z’n eentje. 5°. Repetitie wordt beschouwd als wezenlijke herhaling.
De onderdelen van het werkplan zijn: de leerling stelt voor elk stuk werk de tijd vast, die hij daarvoor wil gebruiken, neemt het horloge voor zich en probeert uit sportieve overwegingen zich aan deze tijd te houden. Hij schrijft bij de bestudering van een stuk theorie de voornaamste vragen op, die hem op school gesteld kunnen worden en overhoort zichzelf schriftelijk zonder te smokkelen en netzolang, tot het resultaat onberispelijk is.
De taak der ouders in dit werkplan is het in te voeren en de aangegeven werkwijze tot gewoonte te doen worden. Dit kost tijd en bovenal geduld en welwillendheid. Wie deze niet in voldoende mate bezit, beginne er niet aan.
Misschien lijkt het, dat dit werkplan voor den leerling omslachtig is. In de aanvang kost het bestuderen ener theorie inderdaad meer tijd dan zonder schriftelijke studie, maar de praktijk heeft bewezen, dat de leerling, zodra hij de kernvragen in het kort heeft leren vinden, opschrijven en beantwoorden, hiermee sneller opschiet en zijn werk beter kent.