1. Het sleutelslot als beveiliging van deuren en deksels is reeds een oud mechanisme.
Het berust op het verschuiven van pallen, waardoor de afsluitende grendel vrijkomt. Het meest gebruikte slot is hier afgebeeld. Het bestaat uit kast, schoot, klavier en sluiting. Past de sleutel, dan grijpt de baard (het voorstuk van de sleutel) bij draaiing precies in het klavier, dat de sluiting omhoogheft, waarna de schoot naar binnen wordt gedraaid.Voor buitendeuren wordt tegenwoordig algemeen het cilinderslot (lipsslot) gebruikt, waarbij een passende sleutel een aantal pennen terugduwt, zodat de binnenste cilinder vrij kan draaien in de buitenste.
2. Laat-middeleeuws kasteel, dat meer gold als een versterkte woongelegenheid dan als een militair bolwerk; nog later werd het de benaming voor een kapitaal landhuis, dat meestal met prachtige tuinen omgeven was.
3. In kloosters de binnenvertrekken, waarin buitenstaanders niet worden toegelaten.
