Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 24-03-2021

Groot, hugo de

betekenis & definitie

(1583-1645), Nederlandse rechtsgeleerde van wereldvermaardheid. Als kind reeds gaf hij van bijzondere begaafdheid blijk.

Studeerde o.a. ook theologie. In de kerkelijke twisten tijdens het stadhouderschap van prins Maurits was hij een der leiders van de Arminianen en een medestander van Oldenbarnevelt; hij was toen pensionaris (stadssecretaris) van Rotterdam. Werd in 1619 tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld en opgesloten in het slot Loevestein, waaruit hij in 1621 in een boekenkist ontvluchtte. Verbleef daarna in het buitenland en was sinds 1634 gezant van Zweden te Parijs. Van zijn werken op het gebied van het volkenrecht zijn te noemen: „Mare Liberum” (De vrije zee) en „De jure belli ac pacis” (Het recht van oorlog en vrede). Ook schreef hij een „Inleiding tot de Hollandse Rechtsgeleerdheid”.