1. lage-luchtdrukgebied, een gebied waar de luchtdruk lager is dan in de omgeving. Daar de lucht in een gebied van lage luchtdruk opstijgt, treedt er wolken- en buienvorming in op.
Daar een minimum uit alle richtingen lucht aanzuigt, komen er zeer uiteenlopende luchtsoorten bij elkaar. Kernen van zeer lage luchtdruk, die zich vaak honderden kilometers per dag verplaatsen, noemt men depressies. Het weer in West- en Midden-Europa wordt sterk beheerst door van de Atlantische Oceaan komende depressies. Deze ontstaan in het grensgebied van warme en koude lucht bij Ijsland. Zo’n depressie is eigenlijk een werveling van koude en warme lucht. Aan de oostzijde schuift warme lucht over de koude lucht (warmtefront), terwijl aan de westzijde koude lucht zich onder de warme lucht wringt (koudefront). Trekt een depressie over, dan passeert eerst de uitgestrekte buienzone van het warmtefront, vervolgens treedt een opklaring op, waarna het koudefront met lage temperatuur en zware, doch korter durende buien voorbijtrekt; zie ook wolken; 2. neerslachtigheid. Het is een karaktertrek van de melancholicus. Gedeprimeerd is bedrukt, neerslachtig, zwaarmoedig;
3. in het economisch leven een toestand van gedruktheid en stagnatie, vaak gepaard gaande met grote werkloosheid.