z.n.o.
1. Lek; lekkaadje.
2. Holte in het hout, welke niet kan weggenomen worden zonder het hout in omtrek te doen verliezen.
3. Een yzer, waaraan in ’t midden een lijn is vastgemaakt, dienende om in het spongat voor ledige vaten te steken en die daarmede op te hijschen.