b.w.
1. Splijten, losmaken, scheiden. (Touw splitsen) een end touw splijten en, dewijl dit geschiedt met het doel van het weder te vlechten.
2. Aan een hechten. Dat touw is Gesplitst, die enden zijn Gesplitst. Spreekwijze: Men moet splitsen en knoopen (Men moet zuinig zijn).