b.w. - Afweeren, stuiten: het water beletten verder te gaan. Spreekwijze: Dat Schut ik (dat zal ik tegenhouden, zoo lang ik kan).
Dutten; sprak mooi Heintje, dutten!
Stilte maats, een poosje min.
Dutten! neen, dat moet ik schutten,
Bin ik anders die ik ben.
Huyghens.