z.n.v.
1. Waterschepper, Waterstorter. Zie hoosvat.
2. Waterkolom, die door een wervelwind of andere oorzaak opgetrokken, zich in de gedaante van een omgekeerden kegel uit zee verheft en zich oplost in een wateruitstorting of in een felle windvlaag: vandaar Waterhoos, Windhoos. ’t Is het oude oos, dat “water” beteekent. Wanneer men een hoos ziet naderen, tracht men er een kanonskogel doorheen te schieten, opdat zy zich voor ’t naderen ontlade; daar het zeer gevaarlijk is er mede in aanraking te komen.