z.n.m. - Eigenlijk iemand, die gesteld is, om de bottels of flesschen te bewaren; doch, aan boord, de man, die in ’t algemeen het toevoorzicht heeft over de eetwaren, om ze aan den kok uit te leveren, en die ook het brood, boter, kaas enz., alsmede den drank aan de manschap ronddeelt.
Spreekwijze: Als de kok en de bottelier kijven, dan weet men, waar de boter blijft, (als twee schelmen, die gewoonlijk het eens zijn, twist krijgen, dan komen hun boevestukken aan ’t licht).