XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Springer

betekenis & definitie

Springer, familie van schilders en architecten. Cornelis (1817-1891) was schilder, leerling van de Academie te A., van J. van der Stok, G. ten Cate en K. Karsen. Hij was werkzaam in A., Brussel en Duitsland. Verschillende stadsgezichten zijn van zijn hand.

Zijn werken hangen onder meer in het Rijks-, het Stedelijk en het Amsterdams Historisch Museum. W. Springer (1815-1907), architect, vader van J.L. en J.B. Springer, bouwde o.a. de brandweerkazerne aan de De Ruijterkade, het politiebureau Leidseplein (in 1898 afgebroken voor het American Hotel*), de stenen ombouwing van de Stadsschouwburg* op het Leidseplein, samen met B. de Greef (1818-1899), de Blauwbrug* (ook met B. de Greef), de Hogesluis* en het Muntgebouw (zie: Munt. J.L. Springer (1850-1915) bouwde met zijn vader de Kweekschool voor de Zeevaart* op de Prins Hendrikkade, en het curieuze pand Sarphatistraat 3, dat als een voorloper van de Jugendstil gold. J.B. Springer (1854-1922), architect bij Publieke Werken*, bouwde de Openbare Handelsschool aan het Raamplein, het huis Herengracht 459 en het Ontleedkundig Laboratorium, Mauritskade 61.

LIT. H.J.F. de Roy van Zuydewijn, Amsterdamse bouwkunst 1815-1940, 1969; Ids Haagsma, Hilde de Haan, Anne de Haas, H.J. Schoo, Amsterdamse gebouwen 1880-1980, 1981; Gerda Hoogewoud, Opmeting uit 1859 van Westertoren, O.A. 1993, 269.

< >