Gepubliceerd op 18-08-2020

Vlet (zeilen)

betekenis & definitie

Een roeiboot, breed in het midden, platboomd en met een schuin overhangend stomp voorschip. De boordjes (smalle plankjes) van de huid loopen alle tot den steven.

Deze boot ligt zeer vast, neemt niet spoedig water over en wordt om deze reden als bijboot voor jachten en zeeschepen gebruikt. Om ermee te zeilen, heeft men zwaarden noodig. Als zeilscheepje heeft ze een spriettuig, bestaande uit een sprietzeil en een fok. Dat sprietzeil is niet aangeslagen aan een ra, noch aan een gaffel, maar aan een puntigen spriet, die van den voet van den mast naar boven en naar achteren is gericht en den bovenbuitenhoek van het zeil uithoudt. (Afb. blz. 478). Verder is vlet de naam voor andere schuitjes, bv. die, welke de boeren in slooten gebruiken. Deze zijn van licht hout gebouwd, hebben een scherpen kop en een platten spiegel.

Ze zijn platboomd. Verder voor platte baggerbakken, visschersscheepjes, grootere schuitjes met een motor, ijssleden om goederen te vervoeren. Een vletaak is een groote vlet van 3 meter breedte en ongeveer 14 meter lengte. Een ijsvlet is voorzien van schinkels. Vletterlieden zijn menschen, die hulp verkenen aan visschersvaartuigen bij het binnenkomen en uitvaren (bootjessjouwers).