Een eikenhouten plankje, van boven en aan een der zijden van een opstaanden rand voorzien, om er regels van drukletters op te zetten. De zetter plaatst de letters uit de letterkast op den zethaak, welke hij in de hand houdt, tot regels en plaatst daarna de regels op de galei tot bladzijden.
Hij schuift daarna de bladzijde van de galei op een vlakken plaat en zet er een ijzeren rand omheen, welke aangeschroefd kan worden, zoodat de letters niet uit elkaar vallen, indien men ze opneemt.
