Geen woord heeft zich de afgelopen weken zo naar voren gedrongen als oligarchie. De aanleiding kan u onmogelijk zijn ontgaan: de tweede ronde voor Donald Trump als president van de Verenigde Staten. De ene na de andere techmiljardair koos eieren voor z’n geld en sloot zich aan bij team Trump. Gisteren, bij de inauguratie van Trump als president, was dat goed te zien. Zijn familieleden zaten op de eerste rij, maar recht daarachter, dus nog vóór Trumps kabinetsleden, zaten mensen als Elon Musk, Mark Zuckerberg, Jeff Bezos en Sundar Pichai.
Sommigen van hen hadden slechts één miljoen dollar geschonken aan Trumps inauguratie, Musk had – zoals bekend – de herverkiezingskas van Trump gespekt met maar liefs 250 miljoen dollar.
‘De democratie in de VS loopt gevaar’, waarschuwde Biden in zijn vaarweltoespraak. Een gevaarlijke concentratie van macht dreigt in handen te komen van een kleine groep superrijken, vervolgde hij. ‘Er is zich een oligarchie aan het vormen.’
Techboys
Je kunt erover twisten of deze ontwikkeling niet al veel langer gaande is. Zeker is dat het woord oligarchie sinds deze openlijke steun van de ‘techboys’ aan Donald Trump dagelijks te horen en te lezen is. Oligarchie betekent ‘regering van slechts weinig personen of families die behoren tot de bevoorrechte, rijke klasse’. Wij namen dit woord over uit het Oudgrieks. Het is gevormd van oligos (dat ‘weinig’ betekent) en archein (‘heersen’). De Griekse wijsgeer Plato pleitte al tegen het bestaan van een oligarchie. Hij zag, net als velen na hem, dat de heersende elite de neiging heeft vooral beslissingen te nemen waarmee ze zichzelf bevoordelen.
Een stuk ouder dan gedacht
Tot nu toe ging men ervan uit dat het woord oligarchie sinds het begin van de achttiende eeuw in het Nederlands voorkomt, namelijk sinds 1720. Het is echter ruim honderdtwintig jaar ouder. De bekende theoloog Dirck Volkertsz. Coornhert (1522-1590) gebruikte het al in 1597 in een pamflet getiteld Justificatie des magistraets tot Leyden in Hollant. Daarin waarschuwt hij er onder meer voor dat de macht van de aristocratie, dus van de adel, kon leiden tot een oligarchie en uiteindelijk zelfs tot tirannie. Volgens hem was dit ook gebeurd in de katholieke kerk: de paus had veel te veel macht gekregen.
Opvallend is dat heel veel oude vindplaatsen van het woord oligarchie een waarschuwing bevatten. Zo schreef Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834), een invloedrijke liberaal-conservatieve politicus in 1785: ‘Zoo ongelukkig is eene regering van aanzienlijksten, dat zij telkens tot een bestier van weinigen, of eene oligarchie overgaat, en dat dan één magtig burger alles aan zijn gezag onderwerpt, of een opstand des volks onder stroomen bloeds de misbruiken wreekt.’
Voorspelbare neologismen
Te veel macht in de handen van een kleine groep: je voelt aan je water dat dit een heel slecht idee is. En ja, ik weet het, rijke mensen hebben altijd meer macht gehad dan de gemiddelde burger, bijvoorbeeld doordat zij veel geld kunnen besteden aan lobbyisten. Maar zo openlijk pervers rijken invloed geven in je regering en ze bij je inauguratie zelfs positioneren vóór je kabinetsleden: ik kan me niet herinneren dat ik dit ooit heb gezien. Althans, niet in een land dat zich presenteert als een democratie.
Waar dit toe gaat leiden in de wereld, weet ik niet. Taalkundig gezien zijn de voorspellingen makkelijk. De komende tijd zullen er samenstellingen ontstaan als oligarchenclub, oligarchenmachtsmisbruik, oligarchengekibbel, oligarchenruzie en hopelijk ook oligarchenontslag en oligarchenuitsluiting.
Het komende half jaar zal ik hier niet wekelijks, maar één keer per maand een WoordHoek schrijven.
Gepubliceerd op 23-01-2025
Oligarchie
betekenis & definitie