(19e eeuw) (sch.) gezegd van een ongetrouwde vrouw die zwanger is.
• In de Meierij zegt men van een ongetrouwde, doch bezwangerde vrouw: ”Ze moet een poolsche poep laten” (Lodewijk Willem Schuermans: Algemeen Vlaamsch idioticon. 1865)
• (Ton Spruijt: Woordenboek van de stoelgang. 2004) p. 129