Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 04-07-2023

wafel, waffel

betekenis & definitie

1) (18e eeuw) (inf.) (grote) mond. Volkse syn. voor mond: babbel*; bakhuis*; bakkes*; bek*; boterhammenschuif*; boterschuif*; brievenbus*; broodmolen*; eethoek*; eetsalon*; eetklep*; eetplaats*; eetwerk*; gebbe*; gieber*; gleuf*; gofferd*; grabbel*; hapsnap*; kakelaar*; kakement*; klep*; klepper*; kuchmolen*; kwebbel*; kwek*; kwekker*; laadklep*; lazarusklep*; maalder*; machine*; melerik*; moffo*; molen*: mondwerk*; morf (murf)*; pan*; rammelkast*; ratel*; reep*; retteketet*; scheur*; schreeuwer*; schuurdeur*; slaaibek*; slurf*; smikkel*; smoel*; smoelement*; snaaiem*; snapper*; snater*; snazzel*; snoet*; spleet*; spongat*; straatje*; tas*; tater*; tetter*; teut*; toet*; toeter*; trul*; vreetbak*; vreten*; vretensbak*; wauwel*; zwets*.

• Speel op, jood - klavere troef - en hou je waffel. (Justus van Maurik: Amsterdam bij dag en nacht. 1896)
• Hou toch jelui waffels! (Justus van Maurik: Toen ik nog jong was. 1901)
• ‘Hou je waffel,’ snauwde Legüenne. (De Gids. Jaargang 72. 1908)
• Hou je waffel!... stoof Riek op en weér krijschte ze naar buiten, maar Mien kwam niet. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 2: Van Nes en Zeedijk. 1914)
• ‘Als jij je wafel niet op mekaar houdt, vertel ik niets meer,’ riep Vlam wat beleedigd, ‘met je witte landrotten-fasie.’ (Chr. Van Abkoude: Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg. 1917)
• En asje-nou-nie gauw-je wafel... (de Groene Amsterdammer, 03/08/1918)
• ‘Houd een beetje je wafel dicht,’ waarschuwde Kakkerlak. (Joh. H. Been: De zwerftochten van Kakkerlak. 1921)
• Hoy knul... smeer je waffel toe!... sneed Bromtol kort-fier af. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922)
• ‘Hier, zwam niet. Dòppers,’ zei Robbert. ‘Eet toch kerel. Stop je groote wafel dicht.’ (Cissy van Marxveldt: Een zomerzotheid. 1927)
• Smoel dicht! Hou je wafel, zeg ik je! (Willem van Iependaal: De dans om de rinkelbom. 1939)
• Ik aan het vissen en, zoals Japie is, die zijn wafel nooit dicht kan houden als hij de branie kan spelen, kotste hij het er allemaal uit: dat ze een krakie gingen zetten, en dat het prachtig voor mekaar was... (Jef Last: Vingers van de linkerhand. 1947)
• Dooreten. Kleine meisjes moeten aan tafel haar waffel houden. (A.M. de Jong: De dolle vaandrig. 1947)
• Hier is een tafel, houd nu je wafel. (Simon Carmiggelt: Klein beginnen. 1950)
• Als jij nog één keer je lelijke waffel opendoet, dan sla ik je het leven uit je donder, meneer Bremer. (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951)
• En nou hou je je waffel es, galgenaas dat je bent! (Piet Bakker: Kidnap. 1953)
• "In ieder geval je waffel dicht over die koffergeschiedenis in Den Haag en over wat wij in Ede gaan doen." (Willy van der Heide: Kabaal om een varkensleren koffer. 1953)
• Houd je waffel, man. (Willy van der Heide: Een radarboot als zilvervloot. 1954)
• Dat lijkt wel de muil van een walvis. Hij hep een fortuin aan textiel in ze waffel. (Willy van der Heide: Een meesterstunt in Mexico. 1954)
• En je waffel dicht, of ik schiet dwars door de deur heen. (Willy van der Heide: Vreemd krakeel in Californië. 1955)
• Ik zei: of we gaan terug, of jullie houden subiet de wafels verder dicht... (Rinus Ferdinandusse: Neem er eentje van mij. 1965)
• (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971)
• Ik bedoel, ik bedoel, houd nu toch eindelijk eens die stomme waffel van je dicht, halvegare. (Louis Ferron: De kreisnijder van Fichtenwald. 1976)
• Mens, houd in godsnaam je waffel over dingen waar ik letterlijk niet aan moet denken. (Willem Frederik Hermans: Houten leeuwen en leeuwen van goud. 1979)
• Ze hebben een waffel van hier tot Tokio, de Nederlandse scenarioschrijvers en regisseurs, maar ze kunnen geen fatsoenlijk script produceren. (De Volkskrant, 06/09/1985)
• Ik zei nog tegen Wijnants: ‘Hou uwe waffel.’ (Hugo Claus: De geruchten. 1996)
• Als Haan of Rentjes hun waffel opendoen dan is Balk nergens meer, dan doet hij het in zijn broek! (J.J. Voskuil: Het Bureau 2. Vuile handen. 1996)
• Hou liever je waffel en drink wat van me, schatje. Kale Pietje, dikke Robbie, jullie ook wat? En geef die bloedblaar op de hoek ook iets van me. (HP/ De Tijd, 20/11/1998)
• (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)
• ‘Godver, kun je niet éven je waffel houden?’ onderbrak Bart hem bits. (Conny Braam: De onweerstaanbare bastaard. 2002)
• … maar waar blijven de twee mannen achter mij met hun grote waffel? (Lulu Wang: Bedwelmd. 2004)
• (Piet Spaans: De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners. 2004)
• Hij keek niet mee in het Liedboek, maar probeerde zo goed mogelijk de klanken te imiteren die uit de wijd opengesperde waffels van de gelovigen kwamen. (Henry Sepers: De zondaars. 2005)
• Verdomme Jan of Ben had je je waffel niet even kunnen houden thuis. (Jos Palm: Oerend hard. Het onmogelijke høkersleven van Ben Jolink. 2005)
• Hij hoeft het huwelijk niet langer af te zweren met een grote waffel en een middelvinger. (Sjanti Mahabier: De Keizer van Rotterdam. 2009)
• De grote waffel van de cheffin klapte in ene dicht.” (Peter Langendam: Boeren, burgers & politici. 2010)
• Ze hadden een grote waffel en sloegen hard. (Mart Smeets: Niets is wat het lijkt. 2013)
• Maar voorts heb ik mijn vrouw nog nooit ‘hou je waffel’ toegeroepen, zelfs niet die keer toen ze in de auto ‘Hopelessly Devoted to You’ – hoe zal ik het formuleren – aanhief. (Tom Heremans: De belevenissen van een macho in vrouwvriendelijke tijden. 2013)
• Houd je waffel tegen Sien. (Catalijn Claes: Steenzetters. 2013)
• ‘Hou je waffel, ik praat tegen je zus,’ zegt Joop. (Kim van Kooten: Lieveling. 2015)
• Er was in de afgelopen twintig jaar zoveel gezegd dat ze nu ontspannen hun waffel mochten houden. (Roos Schlikker: Huisje boompje beest. 2017)
• Godverdegodver, die kut-Koos met zijn handige waffel. Laat hem zijn bek houden, denk ik, ik heb het al zwaar genoeg. (Jacco Metselaar: Het kerstdiner. 2019)

2) (17e eeuw) (inf.) klap, slag, draai om de oren.

• (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitlegging van dagelijks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden. 1720)
• Soo jy weer gaapt, zoo krygje een waffel voor je bek. (Woordenboek der frequentatieven in het Nederlandsch. 1875)
• Wafel, Slag met de platte hand. 'k Zal oe daar seffens is 'en wafel geven, as ge nie' en zwijgt. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1903)
• Sà je 't loate! .... oartsdufel! .... schold Neel die Daantje net snapte; .... wècht, strèks hei je 'n woafel op je koake. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 1. 1912)
• Voor een kaakslag vermelden wij er '87, tegen De Vriese 37: Accent-circonflèxe, appeltaarte, astje, astikotje, atoe,' avoes ; blafte, bonkske; cerone; das, draai, drevel; ei ; flabbe, fiere, flijnke, flirre, flitter; garla, gerla of girla; haberdas, handfeeste, handgeld, harde, hoofdftakke, hoolhuizeke ; kaaksmete, kane, kastaander, kegel, kèze, kinnebákslag, klak, klets, kokarde, klynke, klop; lap, lek, lichter, lijnke, luinker ; mespel, moes, mokhijt, · mokke, mossel, mot, muilpere, muke; oester, olienootje, oorklijnke, oorvage ; pardaf, pataat, paté, petater, pere, pille, pieze, plak, plamaaster, plets, puuste, poets ; 'silderee, smete, smoelpere, smoes, spekke, souftette; taarte, taat, tare, tootse, titabaaster, trek ; vage, vivelamoer, vijge, vleitje, vreeuw; wafel, warmappel, wentel, wimbol; zaadje. (Oostvlaamsche Zanten, april-mei-juni 1944)
• Wafel. 0. Kaakslag: (1856) Ge zoudt nog kunnen een wafel met vyf putten krygen. Geuzen-winkel, 23. (1683) Maer Achilles, hem een Wafel teghen de tanden douwende, dat hy van den Reuck op syn Gadt viel, heeft hem daermede gherust gehouden. Kraey-Haene, 104. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• (Frans Debrabandere: Kortrijks woordenboek. 1999)
• Maar helaas, mijn lijf wil niet mee met m'n hoofd: al halfweg de rit krijg ik een wafel rond de oren waar ze in Brussel - thuisbasis van organisator Koenraad Vanschoren - alleen maar van kunnen dromen. (www.mountainbike.be, 30/10/2018)