Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-01-2024

tepeltje taptemelk

betekenis & definitie

(1965) (scheldw.) onbenullig persoon; halfzachte; onnozele hals. Vrouwelijk equivalent van het ‘lulletje* rozenwater’. Genoemd naar de erg dunne, afgeroomde melk die tijdens de tweede wereldoorlog geconsumeerd werd. In het Westfries: Tietje taptemelk (Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984).

• Ik had in Amsterdam eens twee pittige uitdrukkingen gehoord: „tepeltje taptemelk" (karakterloos vrouwmens) en lulletje rozewater (een sul). Een Vlaams romanschrijver wie ik dit in een gesprek gemoedelijk meedeelde, schoof dadelijk deze omschrijvingen in zijn tekst waar ze te wapperen stonden als een vlag op een modderschuit. (De Volkskrant, 25/09/1965)
• Bij de opvoering van Charles Dyers Staircase or Charlie always told Harry almost everything, waarin het spel van de akteurs nogal te wensen overlaat, maakt Reve's vertaling veel goed. Hij bewijst de humor in De trap haarfijn aan te voelen en drukt als zo vaak zijn eigen stempel op het stuk ‘Vooral Charlie krijgt Reviaanse taal in de mond gelegd. Daarmee scheldt hij Harry o.a. uit voor “trut van Troje”, “zwangere pelikaan”, “enge, oude nicht” en “tepeltje taptemelk”’ (Bos). (Klaus Beekman en Mia Meijer: Kort Revier. Gerard Reve en het oordeel van zijn medeburgers. 1973)
• (Inez van Eijk: Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks. 1978. Vierde druk. 1980)
• (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984) p. 129
• (Hans Heestermans: Luilebol!: het Nederlands scheldwoordenboek. 1989)
• (P.G.J. van Sterkenburg: Taal van het Journaal. 1989)
• ‘De genieter smult van teksten met als enige klinker de e en van een nieuw scheldwoord als tepeltje taptemelk, een variatie op lulletje rozewater. Hij kent de obscuurste uitdrukkingen en brengt die ook graag te pas, niet om te epateren, maar om de schoonheid van de taal te verhogen.’ (Onze Taal. Jaargang 62. 1993)
• (Inez van Eijk: Als m'n tante een snor had... Meer dan 8000 gelijkhebbers, afhouders, dijenkletsers en andere uitdrukkingen uit de Nederlandse taal. 1995)
• (Patrick Slechten: Sjampe en verweite: een verzameling Bilzerse scheldwoorden. 1999)
• Zo ontbreken in de stoet van bezwadderde creaturen die hier ten tonele worden gevoerd, de badmuts en zijn lotgenoot de biljartbal, de doodbidder en de farizeeër, de fascist, de hapsnurker, de kwallenbak, de opgeblazen kikker, de jarreteldel, de klootjavaan, de penis aqua rosa en zijn partner, het tepeltje taptemelk, de plurk, het volgescheten palingvel, de stopnaald, de tuinkabouter, de zak patat, de zoutzak en de zwartjoekel. (Trouw, 28/04/2007)
• (Arie Bras & Wim Daniëls: Dakhazen en bretelpiano’s: humor die geen pijn doet. 2012)
• (Eveline Stoel, Nelleke Noordervliet: 1000 vergeetwoorden om te koesteren. 2015)
• Taptemelk, zo las ik bij 'taptemelk', kwam voor in de uitdrukking 'tepeltje taptemelk', de vrouwelijke tegenhanger van 'lulletje rozenwater'. (Wim Daniëls: De tambour-maître. 2016)