Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-04-2021

schuimpje

betekenis & definitie

(1979) (jeugd) moederskindje, watje. Syn.: koekje*.

• (NRC Handelsblad, 10/03/1979, over jeugdtaal)
• Als voorbeeld noemt Jansen Koot en Bic, die een aantal woorden uit de Haagse subcultuur hebben gevist en door middel van Jacobse en Van Es tot gemeengoed hebben gemaakt. Jongerentaal bestaat volgens Jansen voornamelijk uit 'bekrachtigers'. „Meestal gaat het om een benaming voor iets negatiefs. Er is bij voorbeeld een heel arsenaal van woorden voor mensen die er vage, warmvoelende ideeën op na houden, zoals je wel bij welzijnswerkers ziet. Voor jongeren zijn dat: 'sorties', 'eitjes', 'socio's, 'wokkels' of 'schuimpjes'." Van een collega hoorde Jansen het nieuwste woord voor het geitewollensokkenvolkje: 'badmuts'. „Nieuwe woorden en termen ontstaan vooral in actieve taaicentra, zoals Amsterdam," vertelt Jansen. „Daar is zo’n woord als eerste ook weer 'uit. Mijn studenten in Tilburg vinden een woord als 'wauw' heel normaal. In Amsterdam durft niemand dat nog te gebruiken." (het Vrije Volk, 01/12/1983)