Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-06-2023

roest

betekenis & definitie

1) (17e eeuw, vero.) (euf.) geslachtsziekte, de Spaanse* pokken. Volgens het WNT is (was?) de term ook in Zuid-Afrika bekend. Een synoniem is Venusziekte*.

• (A. Bormeester: Infidelitas, ofte Ontrouwe Dienstmaagt. 1644)
• (N. Mansvelt: Proeve van een KaapschHollandsch Idioticon. Kaapstad, Stellenbosch en Utrecht, 1884)

2) (1914) (jagers) zie citaat.

• Roest: 1) het nachtleger van alle vliegend wild; 2) uitwerpselen van patrijzen bij hoopjes, bij de gulplaats. (Jacobus van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)