Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-03-2021

riedel

betekenis & definitie

1) (1956) (inf.) melodietje; herhalingsthema; klankenreeks; regelmatig terugkerende loopje; ook: slagzin; leus; stereotiepe zinnen of woorden. Wellicht een klanknabootsend woord. Vgl. Eng. jingle. Zie ook: riedelen*.

• De scriptgirl „noem me maar Yvonne. dat zegt iedereen hier” heeft ook haar aantekeningen en zo begint, dan Dodo. „Attentie,” zegt de regisseur. „Daar komt het riedeltje,” waarschuwt Yvonne. „camera 2 op het gordijntje, riedel, gordijntje open, even wachten, riedel, gordijntje dicht.” (Overijsselsch dagblad, 14/01/1956)
• Nou heb ik van me eigen geen spelletjesnatuur, maar het rotte is dat ik mee moet doen omdat ik een aardig riedeltje op de piano kan weggeven. (Rinus Ferdinandusse: Stukjes in de kraag. 1965)
• ‘Hee jonges niet zulke droevige songs hoor, kom Maria, zet es een fijne riedel op meid, dan kunnen we helemaal opnieuw beginnen,’ riep de dikke man … (Margaretha Ferguson: Maanlicht en middagzon. 1965)
• U draait iedere dag hetzelfde riedeltje af. (Hans Plomp: In de buik van moeder natuur. 1976)
• ... een komisch riedeltje op een plaat van Mingus. (Johnny van Doorn: De geest moet waaien. 1977)
• Riedel, znw. de. 1. Deun, snel nummertje muziek op de accordeon of de piano. | Kom op, geef naggers ”n riedel. 2. Snelle prater. Zegsw. an de riedel weze, diarree hebben. – An de riedel gaan, er snel van door gaan, op hol slaan. – Op de riedel koupe, op de lat kopen. ( Jan Pannekeet: Westfries woordenboek. 1984)
• Riedel. (Onderdeel van een) speech. Een riedel weggeven. (Marco Bunge: Politiek Woordenboek. 1985)
• Dan maak ik er namelijk gauw een riedeltje van zoals 'Happy Days are here again' of 'De linger onder 't bed rettettet.' (Mensje van Keulen: Engelbert. 1987)
• ... commerciële riedels voor reclamefilmpjes... (Hans Hoenjet: De wraakengel. 1989)
• ... hier en daar een riedeltje Liszt en Chopin. (Nieuwe Revu, 12/09/1991)
• Neem nu die en die, je weet wel, met zijn astma, het is toch duidelijk dat… en dan komt er weer een riedel. (Karin Spaink: Vallende vrouw. Autobiografie van een lichaam. 1994)
• Weer volgde een lange riedel over jongeren die vooral niet langer lijdzaam langs de kant moesten toezien. (Nieuwe Revu, 30/03/1994)
• Discriminatie blijft een raar en ongrijpbaar ding.
Niet wat betreft het gebral van homohaters of het gezwets van fundamentalisten, uiteraard. Hun verhalen zijn herkenbaar en eenvoudig door te prikken: het is zelden moeilijk een weerwoord te formuleren, juist ook omdat hun riedels zo overbekend en versleten zijn. (Karin Spaink in XL, juni 1997)
• De laatste keer Pinkpop ging het niet anders. Als eerste speelde ze het nummer ‘Love’, gebaseerd op ‘een riedeltje dat ik speelde toen ik vijf was: tendengeng.’ (Vrij Nederland, 16/11/2002)
• In het tijdperk vóór de videoclip kwamen artiesten nog naar de studio in Hilversum voor een praatje met Ad Visser, waarna ze hun riedeltje playbackten. (Mark Verver: Alle vrouwen van de wereld. 2004)
• Er dreunde een riedel door mijn hoofd: ‘God is overal, in de hemel, op de aarde en op alle plaatsen!’ (Monika van Paemel: Celestien; de gebenedijde moeders. 2004)
• Ze duikt achter de piano en begint een riedel waarmee ze lang geleden zelf heeft opgetreden. (Arthur Japin: De grote wereld. 2006)
• Al snel had ik het Wielewaalriedeltje onder de knie en zo kon ik met de vogels praten. (Hans Dorrestijn: Dudeljo. 2012)
• Het riedeltje van mijn telefoon haalt me uit mijn diepe slaap. (Lisette Jonkman: Helemaal het einde. 2017)

2) (1995) (sold.) reeks schoten uit een automatisch wapen.

• (Leen Verhoeff: Soldatenwoordenboek. 1995)