Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 16-03-2021

pref

betekenis & definitie

(1963) (Vlaanderen, schol.) prefect. Syn.: pief*.

• Leerlingen praten over de 'pref' (prefect), de 'sup' (subregent), de 'baas' (directeur), het 'labo' of het 'lab' ''t kot' (het college), 'flessen' of 'buizen' of 'stralen' (zakken). Studenten hebben het over de 'vice' (de vice-rector), de 'geestjes' (Leuvens studentenslang voor priestersstudenten), zo genoemd naar het gebouw waar zij verblijven: de Heilige Geest, het 'varken' (Leuvens studentenslang voor het Pauscollege), een 'peda' (pedagogie), een 'por' (studente), de 'bib' (bibliotheek), het 'sportkot', de 'prof'. Andere voorbeelden zijn: 'rollen' (boemelen), 'pandoer' (politieagent), 'schacht', een 'salamander' (heildronk waarbij een glas bier in één teug wordt leeggedronken), 'commilito', 'een gaffel uithalen' (een flater maken), 'korpus' of 'karkas' (lichaam), 'aan elleboogsport doen' (veel drinken), een 'bieke' (favoriet€ van de leraar), een 'harlie trapson' (fiets). (M. Thys: Nederlands Taalboek. De Ring. Taalbeheersing VI. 1963)
• Vlak voor het atheneum parkeerde Eddy elke ochtend zijn Borgward naast de Renault van de studieprefect, die zowel door personeel als leerlingen gewoon “de Pref ” werd genoemd. (Walter van den Broeck: De Babyboom Boogie. 2017)