Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-02-2021

periodebroek

betekenis & definitie

(begin 20e eeuw) (euf.) slip voorzien van een plastic inlegkruisje, gedragen tijdens de menstruatie. Kijk ook onder periode*.

• "Dit is een zogenaamde periodebroek", antwoordde Fokje Tamsma Clevering bits, terwijl ze haar opgevouwen plissérok over de stoelrand schikte. "Je moet toch zo langzamerhand wel weten dat ik tampons niet verdraag." (Nieuwsblad van het Noorden, 21/04/1993)
Hun liefdeleven torpedeert Doortje door rond het bed te paraderen in een periodebroek. (Yvonne Kroonenberg: Nee, dan die van mij. 2001)