(1982)(ww.) (Barg.) stevig drinken. Kijk ook onder neurie* en neuriebak*.
• In de tuin, dan zit ik met 'n stukje op schoot zó'n beetje te neuriebakken. (Het Parool, 11/05/1982)
• Neuriebakken: stevig drinken. (Aldert Walrecht: Woordenboekspel. 1991)
• Neuriebakken: zuipen. (Paul van Riel: Kroegwoordenschat. 1998)