Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 25-12-2023

koelie

betekenis & definitie

1) (1992) (jeugd, scheldw.) Molukker, hindoestaan.

• ‘Koelie’ is een standaardbelediging van een Surinamer voor een Hindoestaan, zo werd Van Keulen door haar leerlingen verteld. (De Volkskrant, 21/03/1992)
• (Frank Bierens & Mo Veld: Gigataal. Stijlwoordenboek voor het nieuwe millenium. 1999)
• (Heidi Aalbrecht & Pyter Wagenaar: Woordenboek van het Algemeen Onbeschaafd Nederlands. 2013)

2) (2007) (inf.) vrouwelijk geslachtsdeel.

• (Seksuele volkstaal en eufemismen op Wikipedia. 2009)
• Zijn slagwerk in jouw inkomen. Zijn schachtenduiker in jouw schacht, miemel, mossel, koffieboon, muis, muts, flamoes, foef, koelie, oester, preut, prut. (Stella Bergsma in De Volkskrant, 19/01/2017)
• (Piet van Sterkenburg: Rot zelf lekker op. Over politiek incorrect en ander ongepast taalgebruik. 2019)