Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 31-08-2023

kabanes

betekenis & definitie

(1901) (ook: cabanes) (Barg.) herrie; kabaal; koude drukte.

• 'k Wil hier geen cabanes (herrie) hebbe! (Justus van Maurik: Toen ik nog jong was. 1901)
• Cabanes: herrie. (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• Het gong zoo kedin, zoo gekloft, dat se bijna bang wiere as een grandige knijste ... Tot eindelijk, op het Rembrandtplein, de chauffeur in de heele rij van ataxen bijdraaide. Daar had je de kebanes... Onder het rijden eruit springen, dorsten zij niet. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. Z.j. (dertiende druk). Eerste druk: 1922)
• Wat jij zweert... of wat jij niet zweert... bon profeite! Wie mot de pot verzorge?... Al die kabanes! (Is. Querido: Het volk Gods. 1932)
• Cabanes, (Barg.) herrie, drukte. (Fokko Bos: De vreemde woorden. Derde druk. 1955)
• Ronda zal toch morgen geen kabanes maken? (Max Dendermonde: Een blauwe maandag op aarde. 1965)
• Al die kabanes*! Wie geeft je kieze te eten? .. (Daphne Meijer: Levi in de Lage Landen: 350 jaar joodse schrijvers in de Nederlandse literatuur. 1999)