Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 22-01-2022

het is daar geen vetpot

betekenis & definitie

(1939) (inf.) ze hebben het niet breed; er komt niet veel geld binnen. Vet is ook een slangwoord voor `rijk'. Steeds de ontkennende vorm, alhoewel de 'gewone' vorm slechts één keer eerder werd opgetekend.

• Het is vetpot, zei de jongen, mijn moeder heeft een daalder gewisseld. (De vrouw in Spreuk en Spreekwoord en andere Aphorismen. Verzameld door Adagia. 1915)
• ... vuilnisman was ie, bij de Gemeente, dat was geen vetpot. (Jan Mens: Mensen zonder geld, 1939)
• Bij Klein is het toch ook geen vetpot. (Maurits Dekker: De laars op de nek. Roman 1939-1944. Gepubl. 1945)
• ‘Ja,’ zei Schram, ‘en ik heb maar een eenvoudig kantoorbaantje, ziet u en dan is het geen vetpot.’ (Anne de Vries: Reis door de nacht. 1951)
• ‘Ben je uitgepraat?’ vroeg de boer.
‘Ja,’ zei Schram, ‘en ik heb maar een eenvoudig kantoorbaantje, ziet u, en dan is het geen vetpot....’ (Anne de Vries: De storm steekt op. 1952)
• Al was het geen vetpot, dat pordersbestaan
Toch deed ie ‘t zonder morren. (Johnny Jordaan: De zon schijnt voor iedereen. 1955)
• Ik ben haar wat te eten gaan brengen, al is het bij ons zelf ook geen vetpot. (Johan Fabricius: De Java-oorlog van 1825 tot 1830. 1977)
• De dertig grote steden hebben het boekjaar 2000 afgesloten met een positief resultaat van ruim 700 miljoen gulden (319 miljoen euro). Aardig, maar je bent geneigd te denken dat het geen vetpot is. (Vrij Nederland, 02/03/2002)

< >