Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 04-08-2020

heit

betekenis & definitie

(1906) (Barg.) vijf.

• 5. Heit jantjes, 5 jaar. Heit meier, f 500,-. (Köster Henke: De boeventaal. 1906)
• Toen is Manke Tienes opgegaan voor heit jantjes. (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• (J.G.M. Moormann: De geheimtalen. 1932)
• (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1955)