Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-08-2020

hazewindhond

betekenis & definitie

(1915) (sold.) korporaal.

• De sergeantmajoors betitelden zij als kamervink, de sergeanten en fourier als mooipraters, resp. broodrat; de korporaals moesten zich vergenoegen met den naam van hazewindhonden, de tamboers met dien van oproermakers, de ouderen met de milisiens, welke laatsten destijds de biggen werden genoemd, aanvaarden den eervollen titel van de honderd-vijf-en-zestig verstrooielingen van Jerusalem. En zo kreeg ieder zijn bijnaam. (de Gelderlander, 19/12/1915)