Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-07-2020

handelen

betekenis & definitie

(1800) (Barg.) stelen.

• Daar leerde ik feberen (schrijven) en van Appie hoe men een speentje (knipje) oksenaar (horlogie) of spinnekop (doekspeld) handelen (stelen) moet. (Conrad Jacobus Nicolaüs Nieuwenhuis: Mijn verblijf in de gemeenschappelijke en afgezonderde gevangenis. 1858)
• Handelen, (barg.), stelen. (Taco H. de Beer & Eliza Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• Van een Gondel (dame) had hij nog een vinkje gehandeld (eene portemonnaie gestolen), maar dat was hem niet voldoende bewezen geworden. Zijn katzer (advocaat) had hem daaruit gekatst (gepraat). (C.M. Dekker: Schetsen uit de strafgevangenis. 1910)
• (Enno Endt: Een taal van horen zeggen: Bargoens en andere ongeschreven sterke taal. 1969)
• (Enno Endt & Lieneke Frerichs: Bargoens Woordenboek. 1974)
• (Heidi Aalbrecht & Pyter Wagenaar: Woordenboek van platte taal. 2007)
• (Van Dale Modern Bargoens Woordenboek. 2009)