(1981) (Vlaanderen, inf.) (ter versterking) erg, groot.
• (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981)
• Seva had het gehoord en vloog op. — Gij gloeiende zot, moet ge hier nu staan vloeken en Savatte hier dood liggen... (Willem Denys: Peegie zijn triem door 't leven. 2015)
Gepubliceerd op 13-07-2020
gloeiend
betekenis & definitie