gloeiend
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Marc De Coster (2020-2025)
(1981) (Vlaanderen, inf.) (ter versterking) erg, groot. • (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981) • Seva had het gehoord en vloog op. — Gij gloeiende zot, moet ge hier nu staan vloeken en Savatte hier dood liggen... (Willem Denys: Peegie zijn triem door 't leven. 2015)
Wiktionary (2019)
gloeiend - Bijvoeglijk naamwoord 1. kokendheet gloeiend - Werkwoord 1. onvoltooid deelwoord vangloeien Uitdrukkingen en gezegden ♦ Gloeiende kolen op iemands hoofd stapelen Iemand die jou vijandig gezind is, vriendelijk tegemoet treden, waardoor hij bes...
Muiswerk Educatief (2017)
gloeiend - bijwoord uitspraak: gloei-end 1. kokend heet ♢ de verwarming is gloeiend! 1. het gloeiend eens zijn met iets [het er heel erg mee eens zijn] 2. er gloei...
Walter De Clerck (1981)
1. Heet, in de verb. op gloeiende kolen zitten, staan, lopen, op hete kolen zitten, zeer ongeduldig zijn. 2. Als versterkend bnw.: erg, groot; een gloeiende boer, zot enz. Afl.: gloeiendig, gloeiend, heet; ook als versterkend bnw.
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj., gleon, glandich; — heet, gleonhyt, -hjit; -e kool, gluorkert; — kolengruis, gloede, gluorre.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: